Veroorzaken gemeenten netcongestie?

Vaak wordt het argument aangevoerd dat vergunningentrajecten de uitrol van energienetten en bijbehorende stations vertragen. Een aantal e-netbeheerders geeft op landelijk niveau aan dat dit frustreert en met dit argument is er een lobby voor het vestigen van een eeuwigdurend zakelijk recht op zowel tracés als nu ook trafo-stations. De suggestie wordt zelfs gewekt dat de gemeente (‘wij willen vergunningen, vergunningen, vergunningen’) congestie veroorzaakt.

Een traject van een zakelijk recht is, als je dat zorgvuldig wilt doen in een druk land als Nederland, geen snellere aanleg. En een vergunning ís helemaal niet per sé traag. Daarnaast geeft een automatisch zakelijk recht gemeenten minder regie in de ondergrond. En regie is nou juist iets dat zowel netbeheerders als overheidspartijen graag zouden zien. Er spelen immers allerlei ruimteclaims van voorzieningen die allemaal nodig zijn om een moderne maatschappij te laten draaien.

Maatschappelijke opgaven voor gemeenten

Het GPKL ziet dat er enorme maatschappelijke opgaven zijn. Denk aan de woningbouw, energietransitie, klimaatadaptatie et cetera. Ook e-netbeheerders hebben een enorme opgave voor het toekomstbestendig maken van de netwerken en we hebben daar in samenwerking uit te komen. Heel vaak gaat dit goed en werken netbeheerders, gemeenten en anderen samen om tot oplossingen te komen. GPKL ziet nu echter een opstelling bij enkele e-netbeheerders die onacceptabel is. Het gaat dan om het bedreigen van gemeenten met vertragen van trajecten, terwijl er overeenstemming is over de locatie(s). Hierbij dreigen (tenminste) drie elektriciteitsnetbeheerders met de eis voor een eeuwigdurend zakelijk recht, en anders een gang naar de rechter. Het gaat bijvoorbeeld om trafostations, maar ook om andere aansluitsituaties. Een van deze netbeheerders communiceert zelfs publiekelijk dat een gemeente de energietransitie en buurtaanpak vertraagt. In deze situatie is akkoord over de locaties, maar wil de netbeheerder niet onder publiekrechtelijk regime met een vergunning liggen. Veel gemeenten willen dus juist wél toestemmen via publiekrecht, maar sinds ongeveer een jaar weigeren enkele netbeheerders dit.

Waar zit dan de pijn?

De pijn zit bijvoorbeeld bij de angst voor onzekere sturing en onzekere kosten in de toekomst. Bij een vergunning liggen die kosten economische afschrijving van de assets -waarbij een termijn van 15, 30 of 40 jaar kan worden aangehouden, afhankelijk van de nadeelcompensatieregeling en wat is afgesproken in de vergunning- vaak grotendeels bij de netbeheerder. Bij een zakelijk recht liggen die kosten, óók ruim na economische afschrijving van de asset, voor 100% bij de gemeente of deels een andere initiatiefnemer. Uiteindelijk zijn dit allemaal, linksom of rechtsom, maatschappelijk gedragen kosten. Kosten die beide partijen overigens in de praktijk proberen te voorkomen, want een verplaatsing wordt niet lichtzinnig overwogen of bewerkstelligt. Daarnaast verliest de gemeente grip en daarmee regie op de openbare ruimte, doordat deze verder versnippert raakt.

De (ingewikkelde) financieringsstructuur van de DSO’s (netbeheerders midden- en laagspanning) en TSO (hoogspanning, TenneT) in Nederland is zo ingericht dat publieke middelen investeringen dekken. Van een partij als Alliander bestaan de aandeelhouders op dit moment uit provincies en gemeenten, dit is ook zo bij de andere DSO’s en bij wet geregeld. Bij TenneT is de aandeelhouder de Nederlandse Staat.

Waar gaat het mis

In de gesprekken waar het nu niet goed gaat, gaat het niet over angst of onzekerheid of onwetendheid over toekomstige ontwikkelingen of toekomstige kosten. Het gaat enkel over een eis van de ene partij (zakelijk recht) aan de ander. Zonder het erkennen van de rol van de gemeente, die beheerder is van de hele openbare ruimte waar veel opgaven en ruimtevragers terecht willen en kunnen. En tegelijk ook betekent het dat gemeenten de positie van de e-netbeheerder beter moet begrijpen, op meerdere plekken in de gemeentelijke organisatie, en daar rekening mee houdt.

Opvallend dat het nu speelt? –> beroepen op de belemmeringenwet privaatrecht kan even niet meer na deze zomer

Het is opvallend dat juist nu deze houding van de betreffende netbeheerders richting gemeenten speelt. Ook op plekken waar het contact constructief verloopt, zijn brieven verzonden met een verwijzing naar een nog lopende zaak over dit onderwerp. Wij hopen uiteraard dat wij het mis hebben en er niet vanaf februari 2024 opnieuw te snel beroep wordt gedaan op de belemmeringenwet privaatrecht, die niet bedoeld is om minnelijk overleg te vermijden maar is bedoeld als laatste noodknop in gevallen waarbij er geen minnelijk overleg is gelukt na inspanningen van beide partijen.

Wij roepen daarom ook op:

  • Om als gemeenten werk te maken van het vinden van ruimte voor óók deze opgave en dit ook uit te dragen binnen de eigen organisatie in verschillende trajecten (denk aan de programma’s duurzaamheid, klimaatadaptatie, woningbouwopgave);
  • Als netbeheerders te stoppen zomaar beroep te doen op de belemmeringenwet privaatrecht richting gemeenten als er gewoon overeenstemming is over tracé en ruimteclaims. Deze wet is daar niet voor bedoeld. De gemeenten belemmeren in die gevallen immers niet de locatie of het liggen maar er is een ander inzicht in de voorwaarden.
  • Als netbeheerder niet bang te zijn voor vergunningen of voorwaarden bij zakelijk rechten. Laten we met elkaar het gesprek voeren waar de pijn echt zit als dat nodig is, maar elkaar ook vertrouwen en vergunningen niet ‘afdoen’. Er is geen enkele reden dat gemeenten ‘zomaar’ trafostations zouden willen verplaatsen;
  • Aan de Tweede Kamer en de Ministers (Hugo de Jonge en Rob Jetten) om gemeenten, middelen én een nog nadrukkelijker opdracht te geven regie te voeren in de ondergrond, zodat álle gemeenten dit ook beter kunnen waarmaken en een gezonde, benutte openbare ruimtes te realiseren boven- en onder de grond. Alleen zo kan de woningbouwopgave, energietransities, klimaatadaptatie gerealiseerd worden in een gezonde en veilige openbare ruimte;
  • Aan de Minister en uitvoerende organisaties zoals het ACM en RDI om kritisch te kijken naar hoe regelgeving nu uitgelegd of benut wordt en daar actief en continu op mee te ontwerpen mét netbeheerders én medeoverheden.