Aanleg infrastructuur voor energietransitie ‘raakt aan grenzen van uitvoerbaarheid’

Het aanleggen van alle infrastructuur die nodig is voor de energietransitie is alleen mogelijk als de meest schaarse middelen -mensen, geld en ruimte- slim worden ingezet. Dat blijkt uit een nieuwe systeemstudie van Tennet, Gasunie en de regionale netbeheerders, waarin zij voor heel Nederland in kaart hebben gebracht welke infrastructuur nodig is voor de energietransitie. Ook de tijd dringt: om zo snel mogelijk aan de slag te kunnen, vragen de netbeheerders overheid en bedrijfsleven snel keuzes te maken.

De Integrale Infrastructuurverkenning 2030-2050 brengt op basis van vier verschillende scenario’s in kaart welke infrastructuur nodig zal zijn om de energietransitie mogelijk te maken, van de uitbreiding van gas- en elektriciteitsnetten tot de aanleg van nieuwe waterstof- en CO₂-leidingen. Vergelijkbare systeemstudies zijn eerder al gemaakt voor verschillende provincies, te weten Groningen, Drenthe, Zeeland, Limburg, Overijssel, Zuid-Holland en Noord-Holland. Net als de provinciale systeemstudies maakt ook deze landelijke systeemstudie gebruik van de verschillende klimaatneutrale scenario’s die vorig jaar zijn opgesteld door de onderzoeksbureaus Berenschot en Kalavasta.

De vier scenario’s zijn op zichzelf geen realistische toekomstbeelden, maar zijn uitersten die verschillen in de manier en het niveau waarop het beleid plaatsvindt: regionaal, landelijk, Europees of internationaal. In het regionale scenario is er veel zeggenschap voor lokale gemeenschappen, bij het nationale scenario is beleid van de rijksoverheid bepalend, bij het Europese scenario vindt sturing vooral plaats door CO₂-beprijzing en in het internationale scenario is de mondiale energiemarkt de drijvende kracht. Samen vormen de scenario’s op die manier “de hoekpunten van het speelveld”, zegt Marijke Kellner, manager energiesysteem van Gasunie en projectleider van de gezamenlijke expertgroep van de netwerkbedrijven.

Klimaatneutraal energiesysteem
Elk scenario leidt tot een ander eindbeeld in 2050, maar het uitgangspunt is wel dat in alle gevallen het eindresultaat een klimaatneutraal energieysteem is. Het idee van de scenariostudie is dat het inzicht moet geven in investeringen die hoe dan ook gedaan moeten worden. “We zien beelden die in elk scenario terug komen”, zegt Kellner. “Daardoor weet je zeker dat je een aantal dingen in elk geval moet doen, zoals het elektriciteitsnet fors uitbreiden, een waterstofbackbone aanleggen en veel opslag en andere flexibiliteitsmiddelen in het systeem inbouwen.”

Dat zijn op zichzelf geen verrassende uitkomsten, maar de studie biedt volgens Kellner wel voor het eerst een totaaloverzicht van wat er op het gebied van infrastructuur nodig is. En dat is nogal wat. “Ik was zelf toch wel verrast door de enorme flexibiliteitsvraag die uit de studie komt. En we hebben nu nog relatief weinig flexibiliteitsmiddelen beschikbaar.”

Het totaalplaatje van de benodigde infrastructuur maakt volgens Kellner ook eens te meer duidelijk hoeveel werk netbeheerders zullen moeten verzetten. “Dit gaat wel de grenzen van uitvoerbaarheid raken”, zegt ze enigszins eufemistisch. “We zullen mensen, geld en ruimte slim moeten inzetten, bijvoorbeeld door opwek- en verbruiksinstallaties waar mogelijk bij elkaar te plaatsen.”

Kosten en ruimte
De inzichten uit de landelijke infrastructuurverkenning kunnen overheden helpen bij het maken van keuzes, zegt Kellner, doordat de scenario’s duidelijk maken welke impact de verschillende vormen van sturing kunnen hebben op de kosten en het gebruik van ruimte. “Het maken van keuzes op het gebied van ruimtelijke ordening is uiteindelijk niet aan ons. Maar wij kunnen met deze studie wel inzichtelijk maken wat de gevolgen zijn van bepaalde keuzes voor onder meer kosten en ruimtegebruik.”

Een van de conclusies uit de studie is bijvoorbeeld dat de totale maatschappelijke kosten tussen de verschillende scenario’s niet heel ver uiteenlopen, maar dat de kostenopbouw wel heel verschillend kan zijn. Als er bijvoorbeeld veel opwek in Nederland plaatsvindt, in het scenario waarin Nederland grotendeels zelfvoorzienend wil zijn, zijn er hoge kosten voor de bouw en het aansluiten van opwekinstallaties. Als er meer geïmporteerd wordt, zijn er vooral ook veel kosten voor bijvoorbeeld energie-inkoop. “Hoe die kosten precies verdeeld worden, is aan de overheid.”

Knopen doorhakken
Om snel aan de slag te kunnen, vragen de netbeheerders aan overheid en bedrijfsleven over een aantal zaken snel knopen door te hakken. Zo moet de rijksoverheid volgens Kellner snel nieuwe locaties voor wind op zee aanwijzen en een knoop doorhakken over de aanleg van de volgens de studie noodzakelijke waterstofbackbone.

Ook hebben de netbeheerders inzicht nodig in wat voor keuzes de industrie gaat maken, en moet er wat de netbeheerders betreft snel een antwoord komen op de vraag hoe zelfvoorzienend Nederland op de lange termijn wil zijn op energiegebied. “Die zaken zijn heel bepalend voor de infrastructuur die wij moeten gaan aanleggen.”

Bron: Energeia, 29 april 2021