Water- en warmtenetten zoeken toenadering tot een veilige afstand

De afgelopen jaren zijn in de TKI ENGINE (Topsectorenbeleid watertechnologie) onderzoeken gedaan om de beïnvloeding van warmteleidingen op drinkwater te verifiëren. Hierbij zijn zowel water- als grondmodellen gebruikt en is lang gemonitord in een praktijksituatie. De uitkomsten moeten landen in o.a. de NEN7171 – de ordening van ondergrondse netten. Hoewel de onderzoeken zijn opgeleverd, is er nog geen overeenstemming over hoe dit landt in de normeringen. Wel hieronder de volgende update, TKI engine schrijft er zelf het volgende over (Bron: TKI Engine, 2023):

Krapte in de ondergrond
Casper Jansen (Vattenfall) schetst de uitdaging vanuit de optiek van de warmtebedrijven. “We zitten middenin de energietransitie. Daar zijn we dagelijks mee bezig. Zo werken we in het stedelijk gebied aan de uitrol van warmtenetten, waarin gebruik wordt gemaakt van de restwarmte van bijvoorbeeld de industrie, geothermie en warmtepompen. Wat je ziet, is een verschuiving van het aansluiten van nieuwe huizen – die zijn steeds beter geïsoleerd en vragen steeds minder warmte – naar de opgave om bestaande bouw van het gas af te halen en aan te sluiten op een warmtenet. Zeker in het grootstedelijk gebied is het lastig om daar in de ondergrond plek voor te vinden. Daardoor worden warmte- en waterbedrijven er steeds vaker mee geconfronteerd dat hun leidingnetten dichter bij elkaar moeten gaan liggen. In specifieke situaties moeten we gespecialiseerde bureaus inschakelen om onderzoek te doen naar wat wel of niet kan. Dat kost veel tijd en geld, daarom zagen we uitkomst in het project ENGINE.”

Gedragen resultaat, maar wat is acceptabel?
De ontwikkeling die Jansen schetst wordt onderschreven door Joost Louter, werkzaam bij Waternet. Net als Jansen was Louter lid van het kernteam van ENGINE en tevens betrokken bij het voortraject van dit project. “Behalve de toename van warmtebronnen in de ondergrond hebben we ook te maken met klimaatverandering’’, vertelt Louter. “Daarmee verwachten we een opwarming van drinkwater in de toekomst, terwijl we volgens de Drinkwaterwet niet boven de 25 °C mogen uitkomen. Het is essentieel om inzichtelijk te maken wat hierin ons handelingsperspectief is, en om hoeveel opwarming het gaat. Omdat iedereen zijn eigen berekeningen hanteerde, met verschillende uitgangspunten, was dit niet mogelijk. Maar dankzij ENGINE ligt er nu de basis voor een landelijke aanpak, met gevalideerde modellen. Het is een gedragen resultaat, voor zowel de drinkwater- als de warmtebedrijven.”

Twee modellen
Om een uitspraak te kunnen doen over gewenste minimale afstand tussen warmtebronnen en drinkwaterleidingen, zijn in het project ENGINE twee modellen ontwikkeld. Dit betreft een bodemtemperatuurmodel, ontwikkeld door Deltares, en een watertemperatuurmodel, ontwikkeld door KWR. De modellen zijn door praktijkmetingen gevalideerd, waarna er een aantal scenario’s mee is doorgerekend, vertaald in tabellen met overschrijdingskansen. Louter licht toe: “Uiteraard willen de drinkwaterbedrijven de energietransitie niet blokkeren. We zullen niet vanuit de loopgraven de 25 graden-grens tot elke prijs verdedigen. Het gaat erom dat we vaststellen welk risico van opwarming acceptabel is. In beginsel zien we het liefst geen beïnvloeding van warmtenetten op de drinkwaterdistributienetten. Dus als die ruimte er is, leg ze dan aan weerszijden van de straat. Maar als het moet, dan accepteren we een overschrijdingskans van maximaal één graad bij x procent huishoudens. Ons uitgangspunt bij het vaststellen van die x is dat drinkwater- én warmtebedrijven elkaar de ruimte bieden, zodat we allemaal aan onze opgaven kunnen voldoen.”

Landelijke norm NEN7171 – de ordening van ondergrondse netten
Wat die acceptabele overschrijdingskans voor opwarming precies is, moet nog tussen beide sectoren worden afgestemd. Het gewenste eindresultaat is er dus nog niet, benadrukt Jansen. “Het onderzoek doet geen uitspraak over: dit moet de tussenafstand tussen warmte- en drinkwaternetten zijn. Ik heb ervaren dat de watersector neigt naar veiligheid, terwijl de warmtebedrijven het liefst een zo scherp mogelijke benadering hebben. Wij zeggen: ga op een verantwoorde manier zo dicht mogelijk bij elkaar liggen. Dat geeft de meeste flexibiliteit. Om verder te komen is het van groot belang dat we doorpakken en vaststellen welke landelijke norm uit de onderzoeksresultaten moet volgen. Daarom zijn de warmte- en drinkwaterbedrijven gezamenlijk bezig om de resultaten van ENGINE onder te brengen in NEN 7171, de norm die de ordening van ondergrondse netten definieert. Pas wanneer dit is gebeurd, kunnen onze mensen ermee gaan werken. Dit vervolgtraject is denk ik de grootste uitdaging. Het zal best een flinke kluif zijn, om in de juiste dialoog tot de gewenste tussenafstanden te komen. Maar ik heb alle vertrouwen dat dit gebeurt. Als we de mogelijkheden nu niet aangrijpen, is er gewoon geen norm. Dan moet je in elke situatie met elkaar in overleg omdat niets eenduidig is vastgelegd. Dat is geen optie.”


Randvoorwaarden scheppen
Ook bij drinkwaterbedrijven is de urgentie om tot een norm te komen duidelijk aanwezig, vertelt Louter. “Hoewel we wel al een opwarming zien optreden in het distributienet, is dat bij de mensen thuis nog nauwelijks het geval. We zitten nog in een voorstadium. Maar als de energietransitie goed op gang komt, moeten zo veel warmtenetten worden aangelegd dat je geen mogelijkheden meer hebt om de regelgeving goed te organiseren. We moeten nu de randvoorwaarden scheppen zodat we in de toekomst niet in de problemen komen, want dan kunnen we geen kant meer op. Stel je voor, als we de randvoorwaarden niet op tijd scheppen moet er misschien weer chloor worden toegepast op het drinkwater. Daar kan natuurlijk geen sprake van zijn.”

Water en energie verbinden
Al met al is ENGINE er goed in geslaagd om de sectoren energie en water met elkaar te verbinden, zo luidt de conclusie. “We hebben elkaar via TKI op landelijk niveau weten te vinden”, zegt Louter. “Over en weer bestaat openheid over welke uitdagingen er liggen. Ook op koepelniveau, dus met VEWIN en Energie-Nederland, de brancheorganisaties van respectievelijk de water- en energiesector, wordt met elkaar opgetrokken. Wat ik wel jammer vind, is dat de netbeheerders niet bij ENGINE waren aangehaakt. Bij de eerdere fase was dat wel het geval. Ook voor netbeheerders is opwarming van de ondergrond een issue. Behalve de normering is een belangrijke vervolgstap dat we in gesprek gaan met gemeenten. Naast overlast van regenwater en leefbaarheid, moet opwarming van drinkwater ook bij hen op de agenda komen en blijven. Resultaten van ENGINE helpen om dit te visualiseren, bijvoorbeeld in hittestresskaarten. Met de juiste onderbouwing kunnen we helpen met een veel betere inrichting van de openbare ruimte.”

Het TKI-project ENGINE: Energie en drinkwater in balans, is uitgevoerd in een uitgebreid consortium, bestaande uit: Deltares, KWR. Brabant Water, Dunea, Evides, Oasen, PWN, Vitens, Waterbedrijf Groningen, Waternet, WMD Drinkwater, Waterleiding Maatschappij Limburg, Energie-Nederland N.V., Nederlandse Gasunie, Convenant Samenwerken in de buitenruimte, samenwerkingsverband tussen gemeente Rotterdam, Stedin en Evides.