Jetten wil publiek eigendom warmtenetten in nieuwe Warmtewet

“Minister Jetten heeft de knoop doorgehakt: het eigendom van de warmte-infrastructuur gaat van privaat naar publiek”, zegt Gelders gedeputeerde Jan van der Meer. Zijn woorden echoën een notitie uit april, die rond gaat in de warmtesector en in handen is van Energeia. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat wil de koerswijziging niet bevestigen.

In de notitie, die afkomstig van EZK lijkt te zijn, staat dat minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) voornemens is om te kiezen voor een meer publieke ordening voor warmtenetten. Hij zou daarom in de nieuwe warmtewet willen vastleggen dat de infrastructuur van warmtenetten, de leidingen in de grond, in handen moeten zijn van een publieke partij. Dat is vergelijkbaar met de situatie zoals die voor elektriciteits- en gasnetten is geregeld.

Private warmtebedrijven blijven een belangrijke rol vervullen, aldus de notitie. Zij zouden joint ventures aan kunnen gaan met de publieke eigenaar van het warmtenet, maar ook actief kunnen zijn in opdracht van de publieke partij of opereren als warmteproducent of warmteleverancier op het publieke warmtenet. Voor bestaande, commerciële warmtebedrijven met eigen netten wordt een overgangsperiode voorzien van maximaal dertig jaar. Daarna moet het net in publieke handen komen.

Verschillende partijen bevestigen aan Energeia dat minister Jetten van plan is om publiek eigendom van warmtenetten op te nemen in de nieuwe warmtewet, en dat er botsproeven zijn geweest om te onderzoeken welke consequenties de voornemens hebben voor bestaande projecten. Het ministerie zelf laat weten dat er binnenkort een Kamerbrief komt over de stand van zaken rondom het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening, en wil tot die tijd niet reageren.

Koerswijziging

Het voornemen is een flinke koerswijziging ten opzichte van de oorspronkelijke versie van de nieuwe warmtewet, waar juist een grote taak was weggelegd voor commerciële warmtebedrijven. Dat sloot aan bij de bestaande praktijk. In Nederland zijn de meeste warmtenetten in handen van private bedrijven zoals Eneco, Vattenfall en Ennatuurlijk, die nu zowel eigenaar van de netten als warmteleverancier zijn, en zorgen voor de inkoop van het deel van de warmte dat de bedrijven niet zelf produceren. Ernst Japikse, voorzitter van Stichting Warmtenetwerk en directeur van warmtebedrijf Ennatuurlijk, zegt in een reactie dat hij met de sector en het ministerie praat over het wetsvoorstel, en in constructief gesprek is. “Onze sector draagt de energietransitie een warm hart toe. Wij doen onze stinkende best om de doelstellingen zoals die zijn afgesproken in het Klimaatakkoord te halen.”

Gelders gedeputeerde Jan van der Meer (Klimaat en Energie, GroenLinks), noemt de publieke rol noodzakelijk bij de realisatie van warmtenetten. Hij is initiatiefnemer van het Gelders Warmte Infra Bedrijf, een publiek ontwikkelbedrijf voor warmtenetten in oprichting, dat gemeenten bij gaat staan met kennis en financiering van lokale warmtenetten. “Je moet een publieke partner hebben om een warmtenet tot een succes te brengen”, zegt Van der Meer. Hij noemt transparantie en gedeelde belangen als voordelen, en verwacht daardoor meer draagvlak bij bewoners. Andere partijen noemen ook lagere financieringslasten als een groot voordeel. “De minister is nu ook zover, de knoop is doorgehakt in een moeizame discussie. Dat heeft voor veel vertraging gezorgd. Ik hoop dat er nu versnelling komt”, aldus de gedeputeerde.

Duidelijkheid

De nieuwe warmtewet, het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening, moet duidelijkheid brengen over de toekomst van warmtenetten. Op dit moment is zo’n 6% van de Nederlandse huishoudens aangesloten op een warmtenet. In de gang naar een aardgasloze gebouwde omgeving zal naar verwachting in 2050 zo’n 25% van de gebouwen aangesloten zijn op een warmtenet. Overheden en sector wachten met smart op de nieuwe warmtewet zodat zij weten aan welke regels die toekomstige netten moeten voldoen.

Maar dat wetsvoorstel heeft flinke vertraging opgelopen, omdat de gemeenten en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat van mening verschilden over de rol van publieke netbeheerders. Het ministerie voorzag een warmtemarkt waarin één integraal warmtebedrijf zowel verantwoordelijk was voor bron, warmtenet en levering. Dat is vergelijkbaar met de huidige situatie. Wel kregen gemeenten een grotere rol omdat zij via tenders warmtekavels zouden toewijzen aan warmtebedrijven, en werd er een maximumtermijn gesteld aan de duur dat een warmtebedrijf zo’n kavel in handen zou hebben. Een publieke partij als een netbeheerder zou in eerste instantie vrijwel geen rol hebben. Later werden twee constructies toegevoegd, met netbeheerders als eigenaar van de infrastructuur in een samenwerking met het integrale warmtebedrijf of als deelnemer in een joint venture met het integrale warmtebedrijf.

Maar gemeenten wilden kunnen kiezen om met een publieke partij samen te werken bij de aanleg van een warmtenet. De landsadvocaat onderzocht de gemeentelijke voorkeur en concludeerde dat de gemeentelijke visie om op termijn al het netbeheer bij een publieke partij (elektriciteit, gas en warmte) te leggen niet paste in het wetsvoorstel zoals dat ter inzage was gelegd. Een patstelling volgde.

Druk op de ketel

De torenhoge gasprijzen zorgde voor nog meer druk op de ketel om een weg uit de patstelling te vinden. De nieuwe wet moet er namelijk ook voor zorgen dat de warmteprijs en de gasprijs los worden gekoppeld. Dat is een diepgevoelde wens bij de gemeenten. In de huidige Warmtewet staat het niet-meer-dan-anders-principe, waarbij de maximale warmteprijs niet hoger mag zijn dan wat een gemiddelde gasverbruiker zou betalen -voor dit jaar betekende dat een flinke stijging van de maximumtarieven. Overigens is ook vastgelegd dat warmtebedrijven geen onredelijk hoge rendementen mogen halen. Dat beschermt de gebruikers tegen winstmaximalisatie bij de bedrijven. De tarieven van de grote warmtebedrijven liggen dit jaar gemiddeld een flink stuk onder het toegestane maximum.

Minister Jetten stelde begin dit jaar dat hij het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening voor het eind van het jaar naar de Tweede Kamer wilde sturen. Hij organiseerde warmtedialogen en voerde gesprekken met alle betrokkenen. Daar lijkt nu dus de oplossing van publiek eigendom voor warmtenetten uit te zijn gerold. EZK laat weten dat er nog voor het zomerreces een Kamerbrief over de stand van zaken rondom de warmtewet komt.

Bron: Energeia 2 juni 2022