De kritiek van de steden raakt aan het fundament van de Energiewet, namelijk integratie van alleen de Gaswet en Elektriciteitswet. De productie en levering van warmte is door het rijk bewust apart gehouden en komt in een vernieuwde Warmtewet. De steden Amsterdam en Rotterdam betreuren dit besluit blijkbaar ten zeerste, maar het is niet aannemelijk dat hun bezwaren tegen de nieuwe Energiewet opeens een zeer complex wetgevingstraject overhoop zullen gooien. Twee jaar geleden kwamen onderzoekers tot de conclusie dat een juridische integratie van de Elektriciteits- en Gaswet tot één techniekneutrale Energiewet mogelijk was, maar dat integratie van de Warmtewet voorlopig een stuk lastiger zou blijken.
Stedelijke problemen
Het meest concrete probleem dat het ontbreken van warmte in de Energiewet oplevert, betreft de toewijzing van de kosten van infrastructuur en de gevolgen daarvan op keuzes die gemeenten en burgers maken voor het aardgasvrij maken van wijken. Als een gemeente kiest voor een warmtenet dan zullen de kosten daarvan via de warmteleverancier uiteindelijk worden afgewenteld op de warmteconsumenten in de wijk. Kiest een gemeente echter voor een volledig elektrische aanpak met behulp van warmtepompen, dan zullen de kosten voor aanleg en/of verzwaring van het elektriciteitsnet via de netbeheerders worden betaald door alle elektriciteitsgebruikers. Met andere woorden: klanten van warmtenetten moeten alles zelf betalen, terwijl voor eigenaren van warmtepompen de rest van het land meebetaalt aan de verzwaring van het net voor hun verhoogde elektriciteitsverbruik.
Dit heeft gevolgen voor het beleid dat gemeenten voeren, schrijven de besturen van Amsterdam en Rotterdam in hun reactie op de Energiewet. Gemeenten hebben een regierol als het gaat om de energietransitie in de gebouwde omgeving en het aardgasvrij maken van wijken, schrijft de gemeente Amsterdam. De stad heeft, net als Rotterdam, al een fors warmtenet dat momenteel bovendien wordt uitgebreid door warmteleverancier Vattenfall. Maar de verdere aanleg van warmtenetten kan tegen problemen aanlopen. “Een hogere rekening kan voor de klant leiden tot de keuze voor all-electric”, schrijft de gemeente Amsterdam, want “de kosten voor verzwaring van het elektriciteitsnet worden niet automatisch meegewogen in de beslissingen omdat deze gesocialiseerd worden”. Klachten over warmtenetten komen vaak voor, net als rechtszaken aangespannen door klanten.
De gemeente is als onafhankelijke partij bij uitstek geschikt om alle belangen af te wegen in de warmtevoorziening voor hun burgers, schrijven Amsterdam en Rotterdam. En voegen daar allebei in exact dezelfde bewoordingen de conclusie aan toe: “Om dat goed vorm te geven is de langetermijnvisie op een reguleringskader voor een geïntegreerde energie-infrastructuur nodig, waarbij warmtenetten worden beschouwd als vitaal onderdeel van de integrale energie-infrastructuur. Het wetsvoorstel Energiewet biedt onvoldoende uitzicht dat een geïntegreerd reguleringskader voor alle energiemodaliteiten op afzienbare termijn beschikbaar komt.”
Meer instrumenten nodig
Het aardgasvrij maken van de grote steden vergt een ingrijpende verbouwing in een bestaande stad waar mensen wonen en werken, schrijft Amsterdam. Dit vergt een “zorgvuldige planning […] om de transitie betaalbaar en de stad bereikbaar en leefbaar te houden”. Het probleem dat beide steden zien is dat zij als regisseur het instrumentarium hiervoor nog steeds niet in handen hebben. “Het komt naar verluidt in de nieuwe wet met werktitel Wet wijkgerichte aanpak en aanpassingen van de Energiewet en de Omgevingswet. Amsterdam roept het kabinet op om hiermee haast te maken.”
Maar ook al maakt de regering haast, het is voor Amsterdam en Rotterdam nog altijd onduidelijk hoe verschillende bevoegdheden zich met elkaar gaan verhouden. Overigens sluit op dit punt ook Utrecht zich aan bij de twee grote broers. Het meest concrete voorbeeld dat de drie steden de regering voorleggen is artikel 6.8 van de nieuwe Energiewet. Dit artikel stelt: “Provinciale Staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het opwekken, transporteren en leveren van elektriciteit of gas in het belang van de energievoorziening aan regels te binden.”
De drie steden vragen zich af hoe dit artikel zich verhoudt tot de doelstellingen die het Klimaatakkoord lokale overheden oplegt voor het opwekken van hernieuwbare energie. Dit laatste zorgt voor een enorme ruimtevraag terwijl er een de beperkte hoeveelheid ruimte beschikbaar is in de bebouwde omgeving. De twee wijzen het rijk dienaangaande op een inconsistentie in de regelgeving. Juist wegens die beperkte ruimte is er ook een wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving (BBL) in de maak om gemeenten bevoegdheden te geven voor het afdwingen van het gebruik van daken voor hernieuwbare opwek. De steden hadden graag opheldering over de wijze waarop verschillende elementen van komende wetgeving zich tot elkaar verhouden.
Ook provincies zoeken samenhang
De provincies sluiten zich op het laatste punt aan bij de grote steden en gaat zelfs een stap verder. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) stelt dat artikel 6.8 “onnodig beperkend” is en “op gespannen voet” staat met de komende verandering van het BBL. IPO stelt het rijk voor om het artikel maar maar helemaal te schrappen.
In algemene zin willen de provincies meer invloed op de prioritering en fasering in de aanleg van de energie-infrastructuur door netbeheerders. Ze willen daarom een “duidelijke koppeling” tussen de Omgevingswet, waarin de regels voor ruimtelijke ordening worden vastgelegd, en de Energiewet die de activiteiten van netbeheerders regelt.
Wat betreft het belangrijkste punt van de grote steden, integratie van warmtelevering in de Energiewet, stelt het IPO dat een “integrale wetgeving” wenselijk is waarin ook warmte en waterstof een plaats krijgen. De vraag van het IPO aan het rijk is slechts: Hoe ziet u dit traject voor u?
Bron: Energeia, 15 februari 2021
Foto: Heijmans