Warmtewet wederom vertraagd, loskoppeling gas en warmte niet eruit getild

De nieuwe warmtewet loopt wederom vertraging op. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in mei 2023 naar de Tweede Kamer gestuurd in plaats van eind 2022. Dat schrijft minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) aan de Tweede Kamer. Het zo gewenste loskoppelen van het gas- en warmtetarief wordt niet uit het wetsvoorstel geknipt. Jetten schetst publiek eigendom van de infrastructuur.

Het is niet voor het eerst dat de nieuwe warmtewet (officiële naam: Wet collectieve warmtevoorziening of WCW) vertraging oploopt, maar minister Jetten was tot nog toe standvastig in zijn belofte dat wetsvoorstel voor het einde van het jaar naar de Tweede Kamer te sturen. Dat lukt toch niet, schrijft hij nu in een Kamerbrief over de voortgang van het wetstraject. Het wetsvoorstel gaat dit najaar naar de Raad van State, die het van advies zal voorzien, en wordt dan naar verwachting in mei 2023 naar de Tweede Kamer gestuurd.

In de warmtesector wordt halsreikend naar de wet uitgekeken. “Geen besluit is het slechtste besluit, daardoor zit iedereen nu op zijn handen”, zei voormalig trekker van de klimaattafel gebouwde omgeving Maarten van Poelgeest in zijn afscheidsinterview met Energeia. Er is nu veel onduidelijkheid over hoe warmtenetten en warmtebedrijven er in de toekomst uit zullen zien, terwijl er tegelijkertijd juist heel veel druk staat op de gang naar aardgasvrij. De verwachting is dat het aantal woningen dat wordt aangesloten op een warmtenet de komende decennia zal groeien van 6% nu naar 25% in 2050.

Loskoppelen

De afgelopen winter is daar met de stijgende gasprijzen de wens bijgekomen om het gastarief los te koppelen van het warmtetarief. Het maximale warmtetarief dat toezichthouder Autoriteit Consument en Markt vaststelt zorgt dat de tarief voor een warmteklant niet hoger ligt dan wat een gasklant betaalt (het niet-meer-dan-anders-principe of NMDA). Maar bij de huidige hoge prijzen leidde tot een flinke stijging van de maximum warmtetarieven (waar de warmtebedrijven over het algemeen dan weer flink onder bleven met hun eigen tarieven). In de nieuwe warmtewet wordt geregeld dat warmtebedrijven hun tarief vaststellen op basis van de kosten.

De vertraging betekent dat de loskoppeling nu voor 1 januari 2025 op de agenda staat. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft onderzocht of het mogelijk was om de warmtetarieven in afwachting van de nieuwe wet alvast een beetje los te koppelen van de gasprijs. Maar dat blijkt een hele lastige kwestie, schrijft Jetten in zijn brief. Voor het loskoppelen zelf is een wetswijziging nodig; die wijziging uit de nieuwe wet tillen betekent dat er dan dus in plaats van één wetstraject twee trajecten zouden gaan lopen. Dat belooft weinig tijdswinst, en kan afleiden van de hoofdzaak: het hervormen van de warmtewet. De andere opties beloven ofwel weinig effect op de warmtetarieven, of kunnen juist zoveel effect hebben op de warmtetarieven dat de warmtebedrijven zelf in gevaar komen. En dat is niet goed voor de leveringszekerheid.

Publieke infrastructuur

Het wetstraject kwam vorig jaar tot stilstand omdat rijk en medeoverheden het niet eens waren over de mate van publieke zeggenschap. Den Haag voorzag een toekomst waarin gemeenten op basis van een transparante en objectieve procedure warmtekavels toewijzen aan een integraal warmtebedrijf, dat verantwoordelijk is voor bron, transport en levering. Gemeenten wilden op voorhand kunnen kiezen voor een publieke partij, of in ieder geval, publiek eigendom van de warmte-infrastructuur. Toenmalig staatssecretaris Dilan Yeşilgöz-Zegerius (Klimaat en Energie, VVD) kondigde een politieke heroverweging aan.

Het resultaat van die politieke heroverweging is de keus om de warmte-infrastructuur in publieke handen te brengen. Jetten schrijft in de Kamerbrief dat hij deze optie onderzoekt en bespreekt met de verschillende stakeholders. Dit strookt volgens hem met de visie van de gemeenten en provincies, en de netwerkbedrijven hebben laten weten dat dit binnen hun mogelijkheden past. De warmtebedrijven geven volgens de brief van de bewindsman de voorkeur aan het sturen op de voorwaarden leveringszekerheid, duurzaamheid en betaalbaarheid, en willen dat de vorm van warmtebedrijven aan de individuele partijen wordt overgelaten.

De Kamerbrief gaat vergezeld van een groot aantal beslisnota’s, die de ontwikkeling van het traject schetsen. In de beslisnota’s lijkt weinig twijfel te bestaan over de voorkeursrichting van het ministerie, ondanks Jettens voorzichtige bewoordingen in de brief zelf. De infrastructuur moet in publieke handen komen, en het warmtebedrijf dat een kavel toegewezen krijgt, houdt de verantwoordelijkheid voor de hele keten. De huidige commerciële warmtebedrijven kunnen dan geen warmteleidingen meer in bezit hebben. Voor de bestaande private netten en de al toegekende kavels aan private bedrijven wordt een overgangsregeling voorzien.

Vier typen warmtebedrijven

In de laatste nota, van 11 mei dit jaar, wordt een viertal bedrijfstypen geschetst dat een warmtekavel toegewezen zou kunnen krijgen: een warmtebedrijf dat 100% in publieke handen is, een warmtebedrijf dat voor minimaal 50% plus één aandeel in publieke handen is, een joint venture die bestaat uit een 100% publiek netbedrijf en een publiek of privaat warmteleveringsbedrijf, en tot slot een joint venture die bestaat uit een netbedrijf dat voor minimaal 50% plus één aandeel in publieke handen is in combinatie met een publieke of privaat warmteleveringsbedrijf. De private bedrijven kunnen dus samenwerken met publieke partijen in een joint venture, of zij kunnen fungeren als onderaannemers voor de aanleg van of leveranciers op het publieke net.

Een belangrijke kanttekening is wel dat er “voldoende publieke realisatiekracht” moet zijn, schrijft Jetten. Dat wil zeggen, hebben gemeenten en netbeheerders de kennis, de mankracht en het geld om de warmtenetten daadwerkelijke te realiseren? Het is een vraag die vaker wordt gesteld. Zo heeft de gemeente Rotterdam het Warmtebedrijf Rotterdam, eigenaar van de transportleiding van warmte naar de stad, net verkocht aan Vattenfall, na jaren van verlies. De warmtevergunning van Mijnwater wordt opnieuw ingediend, omdat het Heerlense bedrijf in handen van de provincie Limburg, in de eerste aanvraag niet kon aantonen aan de administratieve en financiële eisen te voldoen die de toezichthouder stelde. Daar staat een succesvol publiek warmtebedrijf als HVC tegenover. Bovendien kennen de meeste bestaande warmtenetten in Nederland een oorsprong als onderdeel van een publiek bedrijf. Die bedrijven, Ennatuurlijk, Eneco en Vattenfall, zijn met hun kennis, kunde en ervaring inmiddels in commerciële handen.

Jetten schrijft in de Kamerbrief dat hij de uitkomst van het onderzoek naar publieke realisatiekracht meeneemt in zijn definitieve besluit.

Bron: Energeia, 18 juli 2022