Verschil van inzicht bij plaatsing van bovengrondse objecten

Voor de energietransitie zijn de komen jaren vele middenspanningsruimten of andere bovengrondse ondersteuningsobject nodig. Hierbij kijkt de netbeheerder logischerwijs naar een ruimte in de bestaande openbare ruimte die zij voor een lange tijd willen claimen. Het GPKL krijgt regelmatig melding dat netbeheerders deze ruimte op een assertieve wijze eisen voor een onbepaalde tijd. De druk wordt vooral gelegd bij kleine en middelgrote gemeenten met de dreiging dat ze anders niet kunnen aanleggen. Hiermee hoef je niet zomaar akkoord te gaan. Er zijn andere manieren om de belangen van gemeenten en netbeheerders te waarborgen, nu en in de toekomst

Alle bovengrondse objecten, groot of klein, zijn onlosmakelijk verbonden aan het ondergrondse netwerk. Volgens de meeste AVOI’s en andere wetgeving is dit onderdeel van het netwerk en onderdeel van de vergunning/beschikking die de gemeente verleent.

Netbeheerders willen graag de grond kopen of een zakelijk recht om te voorkomen dat zij anders bij ruimtelijke plannen in de openbare ruimte de kosten dragen volgens de beleidsregel nadeelcompensatie. Gemeenten verliezen hun positie bij verkoop of zakelijk recht. De discussie hierover gaat uiteindelijk om wie betaalt wanneer de kosten en wie houdt de regie.

Een gedragen alternatief

Ook een gemeente is gebaat dat dergelijke boven- en ondergrondse voorzieningen voor een lange tijd ongestoord kunnen blijven bestaan. Een zakelijkrecht is niet het enige middel om dit te realiseren. Een vergunning en eventueel opnemen in het bestemmingsplan geeft de netbeheerder een prominente positie. De gemeente heeft ruimte om de vergunning te verlenen voor een langere tijd dan 30 jaar, dit geeft een netbeheerder meer zekerheid. Uiteindelijk is het van belang dat gemeenten en netbeheerders hierin gezamenlijk optrekken bij ruimtelijke inpassingen. Gemeenten die convenanten hebben afgesloten met netbeheerders borgen dit proces in beide organisaties.

Advies GPKL

Als gemeenten hun regietaak goed willen uitvoeren is het van belang dat zij voor het grootste deel eigenaar blijven van de grond. Daarom is het advies om nooit de grond te verkopen of een eeuwigdurend zakelijk recht af te sluiten. In veel koopovereenkomsten staan geen of zeer onduidelijke voorwaarden over terugkoop; termijn en proces bij een wijziging en in het geval van een eeuwigdurend zakelijk recht staat er vaak geen opzegmogelijkheid en het daaropvolgende proces beschreven, inclusief een regime van kostenverdeling (nadeelcompensatie in privaatrechtelijke zin). Een vergunning verlenen en als optie daarbij een tijdelijk of verlengen, mits recht van opstal bij speciale objecten verdient de voorkeur. Dus één regime voor kabels en leidingen én bovengrondse objecten. In de vergunning kan ook tekst toegevoegd worden waaruit je blijk geeft van het belang van de bovengrondse objecten voor de werking van het net.

Invalshoek vanuit laagst maatschappelijke kosten

Een veel gebruikt begrip is de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Vrij vertaald is dat de burger niet meer belast wordt dan strikt noodzakelijk. Wat is dan de impact van de eis van een netbeheerder om voor hun bovengrondse voorzieningen in de openbare ruimte een zakelijkrecht te claimen voor onbepaalde tijd? Het aanleggen van kabels en leidingen én het plaatsen van bovengrondse voorzieningen wordt betaald uit de verbruikerstarieven, zoals het vastrecht op de energierekening. De netbeheerder schrijft hierop af volgens het Methodebesluit van de ACM. Voor bovengrondse voorzieningen is dit 30 jaar. Indien verplaatsing van deze voorziening na 30 jaar nodig is voor een ruimtelijke inpassing, dan zijn volgens het Methodebesluit middelen beschikbaar. Bij een zakelijkrecht voor onbepaalde tijd zijn de kosten voor de gemeente. In dit geval betaalt de (toekomstige) burger een dubbele rekening, via en de gemeentelijke belasting én het verbruikerstarief. Hoe dan ook zijn de geldstromen in die gevallen erg onduidelijk, wat onwenselijk is.

Uiteraard is het belangrijkst om te streven naar geen tot zo min mogelijk verplaatsingen en dit zien we gelukkig ook erg weinig. Een eerste inventarisatie leverde bij slechts 1 gemeente meer dan 1 geval op in de afgelopen 10 jaar. Gemeenten kunnen dus wel werken aan bewustwording in de besluitvorming over het voorkomen van verplaatsingen en hier bij het ontwerp al zoveel mogelijk rekening houden. Alleen zo kunnen we de energietransitie samen houdbaar maken.